Onder de eiken van Mambré

We gaan weer! Het pelgrimsseizoen is al weer goed op stoom op de Camino, dus het wordt de hoogste tijd dat we ons weer naar Spanje begeven voor een nieuw seizoen herbergieren. 

Voor wie de weblog niet helemaal gevolgd heeft: het wordt wederom een jaar ‘zonder herberg’ in de klassieke vorm, maar deze keer met een huis langs de Camino waar pelgrims welkom zijn om een paar dagen op verhaal te komen. Een mid-Camino pauze, een pas op de plaats, voor wie even op adem moet komen of wil bezinnen op wat de tocht al gebracht heeft en wat er nog voor je ligt. Voor ons dus dit jaar een vaste plek, wat ook erg welkom is na twee seizoenen rondtrekken van plek naar plek.

Half april vertrekken wij naar het dorpje Hontanas (één flinke wandeldag van Burgos) en zullen daar samen met ‘padre Francisco’, de pastoor van het dorp, de geheel verbouwde pastorie gaan bewonen en – als miniatuurgemeenschap – gastvrijheid gaan bieden en naar beste vermogen voorzien in de noden van pelgrims in een geest van eenvoud en spiritualiteit. We gaan werken op donatiebasis.

De naam

Het huis gaat ‘Casa de Mambré’ heten, vernoemd naar de plek waar volgens Genesis 18 Abraham zijn tent had opgeslagen toen hij 3 vreemdelingen (engelen?) op bezoek kreeg. Abraham ontving hen en verzorgde hen. Hij gaf hen water om hun voeten te wassen, gaf hen zitplaatsen in de schaduw (onder de eiken van Mambré) en gaf hen te eten. Het beroemde icoon hierover van Andrej Rublev wordt ook wel het icoon van de gastvrijheid genoemd.


De vreemdelingen bleken boodschappers te zijn van God en vertelde Abraham dat hij en Sara een zoon zouden krijgen, iets waar ze zo naar verlangden en waarop ze al niet meer durfden hopen. Zo schonken ze hun gastheer iets heel bijzonders: nieuwe hoop, perspectief, vertrouwen. De gasten waren hun gastheer tot zegen.

Vreemde vogels

In kloostertradities, waar gastvrijheid ook een belangrijke rol speelt, wordt vaak dit verhaal aangehaald om het belang van gastvrijheid uit te leggen. Een gast is beeld van God die ons bezoekt. In een gast wordt God zélf ontvangen. Een gast is het huis en de gastheer tot zegen. Daarom wordt een gast in kloosters ook wel begroet met de woorden ‘Deo gratias’, Dank zij God! 

Op de Camino hebben we soms wel wat fantasie nodig om dat in alle vreemde vogels te zien die we onder ons dak krijgen. Pelgrims die veeleisend zijn, geen rekening houden met anderen (of met ons) of ronduit ondankbaar zijn als ze na een maaltijd en overnachting geen donatie, maar wel een hoop rommel op de slaapzaal achterlaten. Maar daar staan weer hele mooie ontmoetingen tegenover. Mensen die ons opzoeken voor een mooi gesprek over hun Camino of iets dat hen bezighoudt; iemand die ons komt helpen in de keuken of aanbiedt om in plaats van een donatie een klus op te knappen in het huis; mensen die ons herinneren waarom we ooit naar Camino zijn gegaan. En zo is elke dag anders en ook elke dag weer een beetje spannend. Het leert ons om mensen open tegemoet te treden. Leven in vertrouwen. Durven we het te wagen? Een vreemdeling in ons huis te laten? Noem het romantisch of naïef, maar we zouden al die mooie ontmoetingen voor niks in de wereld willen missen!

Dus vreemde vogels: welkom! En wie weet breng je ons wel een boodschap van God!

Al lopende maak je de weg

Een mooi Spaans gedicht zegt zoiets als: “Wandelaar, er is geen weg. De weg maak je al lopende. Jouw voetstappen zijn de weg.” (naar Antonio Machado, Caminante no hay camino). Er zijn geen gebaande paden, hoe graag we dat soms ook zouden willen. In het leven moeten we vaak al gaandeweg onze weg vinden.

Iets vergelijkbaars gaat op voor mijn tijd in Spanje. Ik had niet echt een helder idee van hoe de zoektocht naar een herberg zou verlopen. Anne en ik hadden uiteraard veel gesproken over wat voor iets we zoeken, wie we kennen, waar ik zou kunnen beginnen. En we hadden afgesproken dat ik eerst maar weer eens gewoon wat plezier moest gaan maken, op bezoek bij mijn nonnen, een stukje Camino lopen, weer even ‘landen’ en terug naar dat gevoel – dat allereerste enthousiasme – waardoor ik ooit van een herberg ben gaan dromen. Meer dan waar dan ook, vond ik dat gevoel in de herbergen waar ik de afgelopen tijd mee mocht helpen. In Leon en in Carrión de los Condes. Ik was weer even herbergier en helemaal in mijn element.

Na Carrión besloot ik op advies van een van de nonnen een klein stukje Camino Frances te gaan lopen, van Logroño naar Burgos, 5 dagen. En specifiek dit stuk omdat er een aantal bijzondere en zeer geliefde herbergen te vinden zijn, met bijzondere herbergiers. Dagelijks spreken we in Carrión pelgrims die ons vertellen dat Grañon of Tosantos het hoogtepunt van hun Camino tot dan toe was. Ik kende de herbergen van verhalen, maar wilde het graag eens aan den lijve ondervinden. En zo pakte ik dus opnieuw mijn rugzak in voor een wandelavontuur en reisde ik naar Logroño.

De parochiale herbergen van Logroño, Grañon en Tosantos hebben met elkaar gemeen dat ze door vrijwilligers worden gerund, er samen wordt gegeten en er na het eten een soort avondgebed is waarin pegrims worden uitgenodigd om stil te staan bij hun beweegredenen en ervaringen, bij de innerlijke dimensie van hun pelgrimstocht. Vooral in Grañon en Tosantos was de sfeer heel bijzonder en creerde het een band die ook de dagen erna voelbaar was onder de pelgrims die in die herberg hadden overnacht.

In Grañon werden we verwelkomd door 3 vrijwilligers, die samen gedurende 15 dagen de herberg runden. Tijdens het avondgebed werden we gevraagd een kaars door te geven die de ‘spirit of the Camino’ representeerde en waarbij we mochten vertellen wat dat voor ons betekende, wat wij als ‘spirit’ of essentieels hadden ervaren, waarom wij op pad waren gegaan. Wat me opviel was de authentieke en betrokken manier waarop de vrijwilligers het ritueel begeleidden. Geen ongemakkelijkheid, geen houterig voorgelezen teksten, maar een heel natuurlijk, verwelkomend en overtuigend gebeuren. Zij belichaamden daar de ‘spirit’ van Grañon, ook al was het voor hen allen de eerste keer als vrijwilliger in die herberg. Ze hadden de traditie van Grañon geinternaliseerd, hen eigen gemaakt.

Het was mooi om als pelgrim onder de pelgrims deze herbergen aan te doen. Zo hoor je de volgende dag ook van mensen wat ze waardeerden en hoe ze het hebben beleefd. Voor sommigen waren de omstandigheden wat te Spartaans; we sliepen op matten op de grond, ook in Tosantos. Maar het samen eten, de aandacht van de herbergiers en een eenvoudig ritueel waarin mensen deelgenoot worden van elkaars beweegredenen om de camino te doen, werd door iedereen heel erg gewaardeerd. Andere herbergen bieden misschien wat meer comfort, maar missen de persoonlijke ‘touch’ en de bijzondere sfeer.

Ook leuk om te merken: ondanks al het geklaag dat de Camino aan diepgang zou inboeten, doordat het door veel pelgrims vooral als een goedkope vakantie gezien zou worden, heb ik vooral mensen ontmoet die op zoek waren naar een bijzondere ervaring, tijd voor reflectie of inspiratie voor een volgende levensfase. Ik heb mensen van allerlei leeftijden en achtergronden ontmoet die zich geraakt voelden door de bijzondere contacten die ze opdeden. De commercie heeft het voorlopig nog niet gewonnen van de Camino!

Vijf dagen bleek genoeg om vrienden te maken en het kostte me dan ook moeite om in Burgos weer een punt te zetten achter mijn mini-camino. Maar ik wilde graag nog een paar dagen naar het klooster in Sotillo (bij Madrid) voor ik twee weken op het huis zou gaan passen van Rebekah. En zo verruilde ik Burgos in voor Madrid. Ik moest het vuurwerk in Burgos ter ere van de feestweek van Petrus en Paulus missen, maar gelukkig bleek er in Madrid ook een feestje gaande. Ik kwam aan te midden van de Gay Pride.

Inmiddels ben ik bij Rebekah aanbeland waar ik twee weken op haar huis, 4 honden, een kat, een kitten, 7 kippen en een kanarie ga passen [groepsfoto invoegen]. En dit allemaal in Moratinos, een idyllisch dorpje van niks, zo’n 8 kilometer verwijderd van de eerste tekenen van beschaving. En Thirza komt logeren, dus het wordt sowieso een feestje!

Ultreia et Suseia!

Of ik een paar dagen kon bijspringen in de herberg van Carrión de los Condes. Daar kon ik natuurlijk geen ‘nee’ tegen zeggen. Een paar dagen werden twee weken. Twee weken schoonmaken, koken, pelgrims verwelkomen, luisteren, lachen, zingen en bidden. In de middag nodigen we alle pelgrims uit voor een muzikale bijeenkomst om elkaar te leren kennen en samen te zingen. Één van de liedjes die we vaak zingen is een Frans pelgrimslied. In het refrein komen de woorden ‘ultreia’ en ‘suseia’ voor. In de middeleeuwen waren dit de woorden waarmee pelgrims elkaar begroetten en aanmoedigden om door te gaan. Ultreia betekent ‘Voorwaarts!’ en suseia ‘Opwaarts’. Het herinnert de pelgrim eraan de ze niet alleen een fysieke pelgrimage lopen, maar ook een innerlijke pelgrimage die hen opwaarts leidt, naar het hart van God. Nog altijd is het een geliefd lied onder pelgrims.

Ook voor het leven van een herbergier in Carrión zijn de woorden betekenisvol. Het is een herberg gerund door Augustinessen en als vrijwilligers leven wij mee in het dagritme en het gebedsleven van de zusters. De dagelijkse gebedstijden maken dat we niet de hele dag aan een stuk blijven rennen, maar ook de tijd nemen om stil te staan bij ons werk, de verhalen die pelgrims met ons delen en ons bezinnen op onze eigen grote (en kleine) levensvragen. Voeding voor de ziel, wat maakt dat we ook morgen de pelgrims weer met een glimlach kunnen verwelkomen.

In twee weken ontvangen we er zo’n 700 pelgrims. Het is onmogelijk om met iedereen uitgebreid te praten en alle namen en gezichten te onthouden. Maar elke dag opnieuw zijn er een paar ontmoetingen die je in het bijzonder raken. Reda, uit Marroko, die zich als moslim aan de Ramadan houdt en op de Camino – van oorsprong een christelijke pelgrimsroute – zich meer wil verbinden met mensen van andere culturen en geloven. Of Martine, de jonge Francaise die als een gewond vogeltje aankwam, tijdens de bijeenkomst opeens een prachtig lied voor ons zong en het hart stal van onze Amerikaanse vrijwilliger Sam. Of de Deense, de Amerikaanse, de Zuid-Afrikaanse…etc. De hele wereld komt voorbij op de Camino, maar bovenal komen er ontroerende levensverhalen voorbij. Naar de verhalen van pelgrims luisteren is misschien wel het meest dankbare van al ons werk hier.

CORPUS CHRISTI

Verder is Carrion ook een heel gewoon Spaans dorp. De temperaturen reizen de pan uit (maar klimaatverandering is een hoax, hoor, Donald), ’s middags – tijdens de siesta – kan je een kanon afschieten in de straten en zoeken pelgrims tevergeefs naar een winkel die open is, en een paar keer per jaar is het feest en wordt alles uit de kast gehaald. Het grootste feest van Carrion is Corpus Christi. Dat wordt gevierd met een plechtige processie door het dorp met prachtig versierde straten. Waar ‘Suseia’ onze blik naar boven wil richten, loont het op Corpus Christi juist de moeite om omlaag te kijken. De avond voorafgaande beginnen de dorpelingen oo hun stukje straat allerlei patronen te tekenen met krijt. Wanneer wij ons om 06:30 uur melden om te helpen zijn velen al luttele uren bezig met het invullen van de patronen met bloemblaadjes, gekleurd zand en … koffiedik voor de lijnen. Het resultaat kan je hier onder zien.

Van pelgrim tot herbergier

Voor mij voelt het alsof het één vrij logisch uit het ander vloeit. Maar het verhaal moet op jullie een beetje overkomen als een achtbaan. Met wat onnavolgbare wendingen. So… Buckle up!

Het ene moment ben je de Camino aan het lopen, het volgende moment ben je herbergier. Vorige week zaterdag zette ik voet in Galicië, de regio in het noord-westen van Spanje, de regio waar Santiago de Compostella ligt. Ik was de Via de la Plata en de Camino Sanabrés aan het lopen en zou via Ourense naar Santiago gaan. Maar die nacht kon ik niet slapen. Er vormde zich allemaal plannetjes in mijn hoofd. Zou ik de trein pakken naar Ourense, of zelfs naar Santiago? Daar wat mensen gaan opzoeken?

Ik besloot om richting Astorga te gaan. Daar had een pastoor van een klein boerendorp gevraagd of ik wilde komen praten over het beheren van zijn parochie-herberg.   Op zondag zou ik de bus naar Benavente pakken, loodrecht onder Astorga. Daar zou ik in de herberg kunnen overnachten om de volgende dag door te reizen naar Astorga. Aangekomen in Benavente bleek de herberg echter dicht. Op zondag kan men alleen tot 12 uur de sleutel ophalen en er waren die dag blijkbaar geen andere pelgrims gearriveerd.

Ik sjokte terug naar het busstation. Er ging die dag niks meer naar Astorga. Wel naar Leon, zo’n 50 km ten Oosten van Astorga. Ook daar kende ik mensen. En zou ik misschien ook in de pelgrimsherberg kunnen slapen. De kans was echter klein: ik zou tegen 20:30 aankomen. In deze tijd van het jaar zijn veel herbergen op de Camino Francés rond 14:00 wel vol. Maar het zou in ieder geval leuk zijn om de Benedictinessen weer even te zien die die herberg runnen, samen met vrijwilligers. ‘S avonds bidden zij de completen met pelgrims. Daarna zou ik dan opzoek gaan naar een goedkoop hostel.

Tot mijn verbazing was er gewoon nog genoeg plek in de herberg. En een oude bekende, Raquel, die de vrijwilligers voor die herberg coordineert en werkt voor het klooster, bleek toevallig aan het werk. Ik maakte snel mijn bed op, liet mijn rugzak achter in de slaapzaal en zocht Raquel op. De verrassing was van haar gezicht af te lezen. We hadden elkaar al zeker 4 jaar niet gezien, maar ze herkende me nog. Mijn Spaans was veel verbeterd, zei ze. Dat mag ik hopen ja!

Nog altijd was ik voornemens om de volgende dag naar Astorga door te reizen. Maar toen Raquel me vroeg of ik niet een paar dagen kon blijven om te helpen het gat tussen vertrekkende en arriverende herbergiers op te vullen, was mijn keuze snel gemaakt. Ik kon immers ook vanuit Leon op en neer naar het boerendorp van die pastoor. Zo kwam het dat ik zondagochtend de Camino verliet als pelgrim, om op maandagochtend in Leon aan de slag te gaan als herbergier.

IMG_0056

Ik bleef uiteindelijk 5 dagen. ‘S ochtends om 05:30 op om het ontbijt klaar te zetten, pelgrims uitzwaaien, schoonmaken, nieuwe pelgrims verwelkomen en helpen waar mogelijk. Waar mogelijk haakte ik aan bij de getijdengebeden van de zusters. Om 19:00 was dagelijks de mis en om 21:00 uur de completen met een pelgrimszegen. Als we om 22:30 de deur dicht deden en de laatste pelgrims hun bed opzochten, doken we als vrijwilligers vaak nog even een lokale kroeg in voor een afzakkertje. Niet te lang, want de volgende dag stond de wekker weer om 05:30…

Op dinsdag ben ik langsgeweest bij de parochieherberg van die pastoor. Een oud pand, ooit opgeknapt door het Duitse genootschap, maar dat bleek al ruim 20 jaar terug. Het staat vol met oude troep. Het mooiste was misschien wel de tuin. De pastoor bleek vrij open voor al onze plannen. Als hij er maar geen omkijken naar heeft. Nu dus de vraag aan ons of dit iets voor ons zou kunnen zijn.

Ik heb echt volop genoten van mijn dagen in León. Herbergieren blijft toch het leukste wat er is. Het contact met de pelgrims, de blije maar vermoeide gezichten, de aandacht die je mensen kan geven. De herberg in León is wel erg groot, ruim 130 bedden, maar toch maakt het telkens weer een groot verschil hoe je mensen ontvangt.

Op donderdag en vrijdag arriveerden de nieuwe vrijwilligers. Met het team weer op volle sterkte leek me dat een mooi moment om te gaan. Ik contacteerde Rebekah, afgelopen jaar hadden we al eens flink uitgepuft in haar huis in Moratinos. Ik was welkom wanneer ik maar wilde, zei ze. Ik heb er bijna een hele dag geslapen.

Inmiddels is ook mijn volgende herbergiersklus weer in zicht. In Carrion de los Condes, de herberg van ‘mijn zusters’, kunnen ze komende week wat hulp gebruiken. Ik ga morgen – zondag – die kant op om nog een staartje Pinksteren met hen te kunnen vieren.

 

 

Camino-time: Via de la Plata

Zo’n 2,5 week geleden sprak ik met één van de zusters over mijn plan om een stuk van de Via de la Plata te lopen deze zomer. Drie dagen later dropte diezelfde zuster me in Salamanca en kon het lopen beginnen.

Aanvankelijk ging het lopen als een trein. Met gemak maakte ik afstanden van 35 km met bepakking. Fluitend liep ik het vrij vlakke gedeelte van Salamanca tot even voorbij Zamorra. Zoals gewoonlijk begint na een paar dagen de ‘man met de hamer’ zachtjes op je schouder te kloppen, tot pijnlijke voeten, spieren of blaren en een licht gebrek aan nachtrust de romantische roes komen verstoren. Het hoort er allemaal bij en als je gewoon goed naar je lichaam luistert en niet teveel vasthoudt aan een starre planning kan je lekker op je eigen tempo blijven doorlopen en genieten van het wandelen, de dorpjes, de prachtige steden (tip: Zamorra!).

Onderweg ontmoette ik slechts een handvol medepelgrims. De Via de la Plata staat bekend als een rustige route. Haast om in de volgende herberg aan te komen om zeker te zijn van een bed voelde ik totaal niet. Ik nam dan ook elke dag mijn tijd, kuierde per dag zo’n 20-25 km en genoot vooral van het alleen-zijn. Het is heerlijk om je gedachten te laten gaan, om de boel weer eens goed op een rijtje te zetten.

Hoogtepunt qua herbergen was Casa Camino in Riego del Camino. Herbergiers Bea, Sarah en Sandra – drie eind-twintigers – hebben een bouwval in een nietszeggend Spaans dorp omgetoverd tot een superfijne, sfeervolle en eenvoudige maar zeer gastvrije plek voor pelgrims. Op donatiebasis, maar voorzien van ‘luxe’ details als gewone bedden (ipv stapelbedden), échte lakens, een heerlijke vegetarische maaltijd en een heerlijk ontbijt. Het zijn kleine dingen die een groot verschil maken. Maar het meeste verschil maakte hun verwelkomende houding: hun interesse in de mensen die ze ontvingen, hun vrolijke aanwezigheid, hun toewijding om iedereen zich thuis te laten voelen. Hun casa was echt voor een avond ons casa. Thanks girls!

Na 5 dagen lopen kwam ik aan in La Granja de Moreruela. Daar moeten pelgrims een keuze maken tussen de Camino Sanabrés (via Ourense) of het vervolg van de La Plata tot Astorga. Ik koos voor de meer uitdagende route via Ourense, de bergen in. Tot dan toe was de weg behoorlijk vlak geweest, door eindeloze velden met graan, akkerland, heerlijk overzichtelijk, maar niet overweldigend mooi. De schoonheid van bergen en de bossen roepen meer verwondering op. Het is niet voor niets dat in alle religieuze tradities bergen een bijzondere rol spelen, vaak als de plek om God te ontmoeten. In de bergen voelen we ons klein, beseffen we dat we onderdeel uitmaken van iets veel groters, het geeft ons een gevoel van overweldiging, ontzag voor de natuur. Ik kende dat gevoel van andere Camino’s en na dagen op eindeloze vlaktes (wat z’n eigen charme heeft) keek ik hier wel naar uit.

De Camino Sanabrés stelde niet teleur. Prachtige paden, overweldigende bergpartijen, kristalheldere beekjes en meren en pittoreske dorpjes. Everything a pilgrim could wish for… Toch merkte ik na weer een paar dagen wandelen dat het me niet zoveel bracht als ik gehoopt had. Het fysieke nam me meer en meer in beslag, aangekomen in de herberg was er niet veel meer te beleven dan in de kroeg te hangen en de onderlinge gesprekken wilde ook niet altijd even veel diepgang vinden. Ik merkte hoe langer hoe meer dat mijn gedachten afdwaalden naar het maken van plannen voor ná de Camino. Naar hoe ik het zoeken naar nieuwe contacten en mogelijke openingen voor onze eigen herberg het beste kon aanvliegen.   De tocht werd langzaam maar zeker een sta-in-de-weg en tijdens een slapeloze nacht in A Gudiña – de eerste stop in Galicië – besloot ik te stoppen met wandelen.

Het was goed om weer even pelgrim te zijn. Maar er is werk aan de winkel. Places to go, people to meet en – hopelijk – een herberg die gevonden wil worden!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opnieuw onderweg: week 1

Ik (Leonie) ben een week geleden naar Spanje vertrokken. Een nieuw avontuur en – hopelijk nu écht – een herberg tegemoet. Waar ik precies moet zoeken, weet ik niet. Of wie? Nog geen idee. Daarom eerst maar eens een beetje aankomen (niet qua gewicht aub…). 

Op dinsdag kwam ik aan bij het klooster van de Augustinessen. Daar word ik altijd een beetje in de watten gelegd. Nou had het daar de afgelopen maanden al niet aan ontbroken (thanks mam&paps), maar zo’n uitzicht heb ik lang niet gehad:

Na een paar dagen genoten te hebben van de rust en voor het eerst in maanden weer eens een boek opgepakt te hebben, kwamen er in het weekend bergen gasten. Een groep tieners die zich voorbereiden op hun vormsel, een stuk of 8 pas-getrouwden die voor een retraite kwamen, de moeder van een zuster die net haar eeuwige geloften had afgelegd, een paar meiden die serieus het religieuze leven overwegen en gedurende een maand gaan meeleven. Het was al met al een drukke bedoening. Geen saaie bende, dus.

Om weer een beetje in Camino-sferen te komen, wil ik graag een stuk van de Via de la Plata lopen. Dat is de route die vanuit het Zuiden naar Santiago loopt. In 2011 heb ik die route tot Salamanca gelopen. Daarom ben ik vanmorgen in alle vroegte (wekker op 05:45 uur) bij zuster Carolina in de auto gesprongen naar Salamanca. Vanaf morgen zal ik dus gaan lopen naar Santiago!

De vraag die iedereen stelt: is het niet gek om hier zonder Anne te zijn? Ja! Mooier kan ik het niet maken. Maar we hopen dat het nieuwe opties oplevert voor onze toekomstige droomherberg.

Hiep, hiep…1 maand!

Het is vandaag precies een maand geleden dat we Nederland achter ons lieten. Op naar mooie avonturen, op zoek naar een dak om te delen met pelgrims op weg naar Santiago. Het leek ons reden voor een klein feestje. En een nieuwe update.

Na 2 weken gewerkt te hebben in het prachtige San Anton gingen we – met een tussenstop in Carrión de los Condes – naar een andere pelgrimsroute: de Camino Primitivo. In Grado, zo’n 25 km na de stad Oviedo, is vorige week een nieuwe herberg geopend en wij hebben de eer om ‘m in te mogen werken. Bij aankomst werden we meteen verrast door een lokale televisiezender die een kijkje kwam nemen. Hierbij dan ook de link naar het interview.


De herberg in Grado is volledig gerenoveerd. We hoeven niet meer in een container te slapen en we kunnen zo vaak warm douchen als we willen. Er is zelfs wifi beschikbaar (van de buren)…wat een luxe. De nieuwigheid maakt wel dat de herberg nog wat onpersoonlijk aandoet. Veel van het meubilair doet meer denken aan een kantoor dan een knusse herberg, maar we hebben ons voorgenomen de komende dagen her en der wat kleine projectjes te verzinnen om de boel wat op te leuken.

Zo hebben we de standaard sleutelhangers van de kluisjes vervangen door houten klossen. Bijkomend voordeel is dat pelgrims zo’n grote sleutelhanger niet zo makkelijk meenemen in de broekzak. We hebben de klossen/kluisjes geen nummers gegegeven maar plaatsnamen van plaatsen op de Camino Primitivo.


Ook de afwas is een leuk project. Hoewel Spanje een land is dat geregeld met watertekorten kampt, is het de normaalste zaak van de wereld om met de kraan open af te wassen. Dat kan anders: een teiltje sop, een teiltje schoon water en een droogrek en hoppa! Maar hoe leg je aan mensen uit allerlei landen en met allerhande taalbarrieres uit was de bedoeling is? We lieten onze creatieve skills de vrije loop. Het zijn leuke experimenten en we kunnen zo al mooi uittesten wat werkt en wat niet!


Verder vermaken we ons met pelgrims. Voor veel mensen is Grado de eerste stop, de eerste herberg na een eerste pittige wandeldag. Veel mensen vinden het allemaal nog best spannend. Bij ons kunnen ze even op verhaal komen. Zo nodig denken we met ze mee over de moeilijke keuzes die een pelgrims moet maken: wat laat je achter als je rugzak te zwaar is. Elke dag nodigen we de pelgrims uit voor een kopje thee of koffie rond 17:00, zodat ze ook elkaar kunnen leren kennen. Zo proberen we van ‘gewoon een willekeurige herberg op de Camino’ een warm thuis te maken.

En vandaag dus een beetje feest. We hebben onszelf getrakteerd op lekkere theetjes en Anne’s favo chocola: wit, crunch en met kokos! Het zijn de kleine dingen die het doen…

 

Nu echt dakloos…

Op 12 mei kwamen we aan in Pamplona. Een bevriende priester had onderdak voor ons geregeld en een afspraak met de parochie die het kerkje van Eunate beheert en het naastgelegen huis (zie foto). We gingen er in gesprek over de mogelijkheid om nog deze zomer een proefperiode te draaien en het huis weer als herberg in gebruik te nemen. Vrijdag de 13e, “voor iedereen een rotdag maar voor mij een feest” (Kinderen voor kinderen), was het zover. Het gesprek verliep goed, al bleken er nog wel de nodige praktische bezwaren te zijn. Het was niet duidelijk of het financieel haalbaar zou zijn om het bewoonbaar te maken. Na een goed gesprek namen we afscheid, half juni hopen we meer te horen.


Na Pamplona vervolgden we onze reis naar de eerste herberg waar we zouden gaan werken. Op 2 dagen lopen van Burgos, vlak voor het plaatsje Castrojeriz, ligt een eenvoudige refugio te midden van een oude ruine: San Anton. Pelgrims hebben ons de afgelopen dagen veel verteld over de historie van de plek. 

Het klooster dat er honderden jaren eerder had gestaan had vele pelgrims geherbergd. Het was een hospitaal geweest. Mensen kwamen er vanuit Noord Europa om genezing te vinden van antoniusvuur. Het hospitaal kende veel wonderbaarlijke genezingen, maar stond ook bekend om zijn gruwelijke amputatiepraktijken. Menig pelgrim moest het na een verblijf met een ledemaatje minder doen. De werkelijke oorzaak van de ziekte kende me toen nog niet: een in Noord-Europa veel voorkomende schimmel. Tijdens pelgrimages naar Santiago kwam men in gebieden waar de schimmel niet voorkwam en genas zo op natuurlijke wijze. De genezing werd echter vaak toegekend aan Sint Antonius.

Binnen de ruine van de oude kloosterkerk is tegenwoordig een kleine pelgrimsrefugio gevestigd. Er is geen warm water, geen electriciteit, maar verder is het één van de parels van de camino. Een oase van rust en elke dag een bijzondere en intieme sfeer met maximaal 12 pelgrims. In de loop van de dag druppelen de mensen binnen en als de avond valt wordt er samen gegeten, afgewassen en genoten van de kleine openhaard. De volgende dag sturen we ze na een vroeg ontbijtje (bij kaarslicht) weer op pad, op naar Santiago.


De Camino is erg druk geworden, valt ons op. Veel mensen klagen over volle herbergen en het gevoel in een file te lopen. Het wordt steeds gebruikelijker, lijkt het, om vooruit een bed te reserveren in een herberg. Dat kan alleen in de commerciele herbergen en hostels. De gemeentelijk herbergen en de parochiale herbergen – vaak gerund door vrijwilligers – hanteren een beleid van ‘wie het eerst komt…’. Ook in San Anton nemen we geen reserveringen aan. Hoe zou dat ook kunnen? We hebben geen electriciteit, laat staan een telefoon… Hier, op deze idyllische plek gaan we samen met de pelgrims terug naar de basis. Eenvoud, rust, genieten van de natuur, goede gesprekken, nog een blok hout op het haardvuur… Ook zonder dak is het goed toeven in Spanje.

Zelf zijn we overigens niet zo dakloos als het lijkt. Voor de pelgrims is een kleine slaapzaal beschikbaar en wij slapen in een prachtige witte container. ‘S nachts is het er steenkoud en aan de decoratie moet ook nog wat gewerkt worden (foto’s volgen) maar we hebben het er graag voor over. We genieten van deze mooie plek en van het leven op de camino. Binnenkort meer over onze belevenissen!

Groetjes,

Anne en Leonie

Vijf dagen vertraging

Voordat we echt konden vertrekken, zijn we druk bezig geweest met het leeg- en schoonmaken van het huis. Er volgden vele wandelingetjes met dozen en spullen in ons handen naar de straatkant om dit te laten ophalen door de kringloop en het grofvuil. Gelukkig dat vrienden ons een handje konden helpen! Toen het huis helemaal leeg was lieten we onze foster-parent-plant (die we gekregen hadden van Thirza) met een gerust gevoel achter en reden we met gierende banden en Spaanse muziek uit de autospeakers de straat uit. Het avontuur kon beginnen!

Onderweg vermaakten we ons uitstekend met het luisteren naar muziek, keihard meezingen, falafel eten langs de snelweg enspelen met de vakantiecadeau’s. Leonie en de auto (beter bekend als Yoris) zijn heel goede vriendjes geworden. Anne heeft de band met Lucie (het Vlaamse navigatiesysteem) opgebouwd.

De reis verliep voorspoedig en we kwamen rond etenstijd aan in Taizé, waar we met veel plezier door oude vrienden werden ontvangen. De tent was blij om weer eens buiten te mogen spelen en we bouwden zelfs een kruip-in-kast (ook wel bekend als tweede tentje vol met spullen en kleding). 

 De afgelopen dagen hier zijn goed verlopen. Het is heel fijn om hier weer te zijn, om mee te leven in het ritme van de broeders, om mooie mensen te ontmoeten, van de zon te genieten, onder de douche te zingen, samen af te wassen,  chocolade als ontbijt te hebben en langzaamaan het gehaaste leven van de laatste weken achter ons te laten en hier te vertragen. Gewoon rustig aan en zonder haast en zonder druk. We hopen dat we dat de komende tijd vast kunnen houden. 

Morgen vertekken we richting de oom van Leonie in het zuiden van Frankrijk om vervolgens verder te gaan naar Pamplona, Spanje!

Tot zover dit digitale kaartje uit zonnig Taizé!